Historiek

Een korte geschiedenis van de Orde van advocaten bij de balie van Gent

Gent heeft een rijke geschiedenis wat justitie en advocatuur betreft. Al in de late middeleeuwen waren advocaten, professionele zelfstandige raadslieden met een universitaire vorming, werkzaam in en om het Gravensteen, waar de grafelijke justitieraad gevestigd was. Deze Raad van Vlaanderen is de oudste justitieraad van de Nederlanden en deed onder meer uitspraak in beroep tegen beslissingen van de lagere Vlaamse gerechten. In het Gravensteen zetelden ook leenhoven zoals de Wetachtige Kamer en het leenhof van de Oudburg. In de stad waren advocaten (die vooral inhoudelijk advies geven en zaken mondeling pleiten) en procureurs (die de procespartijen vertegenwoordigen en vooral instaan voor de formele paperasserij van een procedure) ook werkzaam bij de stedelijke schepenbanken van de Keure en van Gedele. Toen in de zestiende eeuw Gent ook de zetel van een bisdom werd, kwam er een officialiteit, dit is de kerkelijke rechtbank, bij. Op het einde van de achttiende eeuw waren een paar honderd advocaten actief in en om deze Gentse rechtbanken, maar ze verschaften ook advies aan private procespartijen en overheden.(1) Al vanaf de late middeleeuwen vormen de advocaten en procureurs van de Raad van Vlaanderen een “eed van de praktizijnen”, onder leiding van een “deken”. Het is weliswaar een soort beroepsvereniging, maar tuchtrechterlijk heeft deze weinig impact omdat advocaten en procureurs deontologisch onder de bevoegdheid van de justitieraad vallen. Vanaf de zeventiende eeuw is er daarnaast een piëteitsvereniging met Sint Ivo als patroonheilige. Deze zorgt onder meer voor pro Deo-rechtsbijstand aan minvermogenden.(2) De advocaten hebben ook een eigen gildehuis, op de hoek van de Lievekaai en de Sint-Widokaai.

Toen kwam echter de Franse Revolutie en in een verregaande interpretatie van de Verlichtingsidealen werden niet alleen de oude rechtbanken, maar meteen ook de beroepen van advocaat en procureur afgeschaft. De oude costumen en plakkaten werden vervangen door ‘begrijpelijke’ nieuwe wetten, die geen interpretatie meer zouden nodig hebben en dus geen professionele rechtsbijstand… Het bleek een ijdele illusie. Eerst werden de procesvertegenwoordigers weer ingevoerd (ze heetten voortaan ‘avoués’ of ‘pleitbezorgers’, een beroep dat tot de invoering van het Gerechtelijk Wetboek van 1967 zou blijven bestaan) en vervolgens de advocaten. Een keizerlijk decreet van Napoleon van 1810 herorganiseerde de advocatuur, die naar de wil van de keizer wel ‘gemuilkorfd’ werd, want onder strenge controle van de procureur-generaal geplaatst.(3) De minister van Justitie kon daarenboven advocaten schorsen en schrappen. Enkel in steden waar meer dan twintig advocaten werkzaam waren, kon een raad van de orde opgericht worden, die de tuchtrechtspraak uitoefende. Tevens werd op die plaatsen een stafhouder verkozen, die als primus inter pares de balie vertegenwoordigde en leidde. Onze regionen behoorden toen tot het Franse keizerrijk en Brussel en Luik waren de eerste ‘Belgische’ balies die op basis van het decreet van 1810 georganiseerd werden.(4) Op het territorium van het huidige Vlaamse Gewest was Gent de eerste orde. Ze kreeg in 1812 haar eerste ‘conseil de discipline’. Willem Frans de Moerloose was de eerste verkozen stafhouder.(5)

Het Napoleontische decreet blijft ook in de Hollandse periode (1815-1830) de basis van de advocatuur en minister van Justitie Cornelis Felix van Maanen maakt van de strenge toezichtsregels gebruik om op verschillende plaatsen advocaten tuchtrechtelijk de levieten te lezen. Zo ook in Gent. Enkele advocaten maakten kennis met de binnenkant van de gevangenis, niet als raadsman, maar als gedetineerde.

Een grote verdienste van de Belgische onafhankelijkheidsstrijders, waaronder veel advocaten, is dat ze meteen na de onafhankelijkheid de vrijheid van de balie geclaimd hebben. Voortaan is er veel meer autonomie. De procureur-generaal bepaalt niet langer de vergaderagenda’s bijvoorbeeld. In Gent krijgt het balieleven een boost wanneer in 1832 het hof van beroep wordt geïnstalleerd. Advocaten, van vrijzinnige en katholieke strekking, spelen in stads-, provincie- en staatsbestuur een vooraanstaande rol. De ‘kolos’ van de negentiende-eeuwse Gentse advocatuur is Hippolyte Metdepenningen, notoir liberaal en organist, die ettelijke keren tot stafhouder verkozen werd en zijn standbeeld kreeg voor het oude Justitiepaleis.(6)

In de tweede helft van de negentiende eeuw spelen verschillende Gentse advocaten een essentiële rol in de Vlaamse beweging in het algemeen. Voor het balieleven is vooral de stichting van de Vlaamse Conferentie in 1873 een mijlpaal.(7) Terwijl vanaf die periode het Vlaams/Nederlands kan gebruikt worden voor de verdediging in strafzaken, duurt het tot de wet van 1935 voor het gerecht volledig vernederlandst, zo ook de balie. Het verwondert dan ook niet dat de geschiedenis van balie Gent, die meester Albert Verbessem in 1912 publiceert, in het Frans geschreven is.(8) De Eerste en de Tweede Wereldoorlog zijn crisismomenten, waarin de Gentse orde als structuur zich zeer gedeisd houdt. Enkele individuele advocaten worden na de oorlog tuchtrechtelijk vervolgd wegens collaboratie.(9)

Vanaf de jaren 1970 neemt het aantal advocaten hand over hand toe, een gevolg van enerzijds de democratisering van het onderwijs (de kruisbestuiving tussen paleis en faculteit is overigens groot in Gent) en anderzijds de vervrouwelijking. De laatste jaren worden onder de instromende stagiairs meer vrouwen dan mannen geteld. 

Dit summiere overzichtje heeft slechts op enkele hoofdmomenten van de ontwikkeling van balie Gent gewezen. “De” geschiedenis van de advocatuur in Gent moet nog geschreven worden. Wie neemt de pen op?

 

  1. Over de advocatuur in het oude graafschap Vlaanderen, zie o.a. Georges MARTYN, “De advocatuur in het oude graafschap Vlaanderen”, in G. MARTYN, G. DONKER, S. FABER en D. HEIRBAUT (eds.), Geschiedenis van de advocatuur in de Lage Landen, bijzonder nummer van Pro Memorie. Bijdragen tot de rechtsgeschiedenis der Nederlanden, 11 (2009), 13-36; 43; “Les avocats au Conseil de Flandre (1386-1795): à la recherche d’une déontologie”, in ROBAYE, R. (ed.), Les acteurs de la justice. Magistrats, ministère public, avocats, huissiers et greffiers (XIIe-XIXe siècle), Namur, Presses Universitaires de Namur, 2002, 103-119. Een interessant portret van de advocatuur in de periode van de overgang van het ancien régime naar de negentiende eeuw is Geert DE BUCK, De Gentse advokaten 1780-1830. Een onderzoek naar het sociaal profiel van een beroepsgroep, licentiethesis geschiedenis Rijksuniversiteit Gent, 1982.
  2.  [V.] GAILLARD, “Notice sur la confrérie de Saint-Ivon et le bureau de consultation gratuite à Gand”, Bulletin de l’Académie royale de Belgique 1853, afl. 1, 1-27; T. VAN ELEWYCK, La Confrérie de St-Yves à Gand. Discours prononcé par le Chevalier Théodore van Elewyck, Procureur Général, l’audience solennelle de rentrée du 1er octobre 1925, et dont la Cour a ordonné l’impression, Gent, Vercauteren, 1925, 36 p.; P. VAN PETEGHEM, “De broederschap van de heilige Ivo en de Gentse advocaten tijdens het Ancien Régime. Op zoek naar sporen van de cultus van de heilige Ivo in het graafschap Vlaanderen, maar vooral te Gent”, Tijdschrift voor Privaatrecht 2008, 1383-1401.
    5.Jean-Pierre QUINTYN, “Hippolyte Metdepenningen”, Rechtskundig Weekblad 1971-72, 545-560; Guy SCHRANS, “Metdepenningen, Hippolyte Désiré”, Nationaal Biografisch Woordenboek, XIX, Brussel, Paleis der Academiën, 2009, 676-689.
  3. Zie o.a. Georges MARTYN en Bart QUINTELIER, “De juridische vrije beroepen”, in Patricia VAN DEN EECKHOUT en Guy VANTHEMSCHE (eds.), Bronnen voor de studie van het hedendaagse België, 19e-21e eeuw, Derde herziene en uitgebreide uitgave, Brussel, Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 2017, 2 dln., dl. 2, 1120-1140.
  4. Zie o.a. Georges MARTYN en Bart QUINTELIER, “L’introduction des barreaux de modèle napoléonien dans les Neuf Départements et leur évolution au XIXe siècle” in LEUWERS, Hervé (ed.), Juges, avocats et notaires dans l'espace franco-belge. Expériences spécifiques ou partagées (XVIIIe-XIXe siècle), Brussel, AlgemeenRijksarchief, 2010, 85-101.
  5. Georges MARTYN, Robert SANDERS & Christian VANDEWAL (eds.), Een balie met stamboom. De woelige eerste decennia van de Gentse orde van advocaten, Gent, Academia Press, 2012, 87 p. Naar aanleiding van de viering van tweehonderd jaar Gentse orde van advocaten
  6. Jean-Pierre QUINTYN, “Hippolyte Metdepenningen”, Rechtskundig Weekblad 1971-72, 545-560; Guy

SCHRANS, “Metdepenningen, Hippolyte Désiré”, Nationaal Biografisch Woordenboek, XIX, Brussel, Paleisder Academiën, 2009, 676-689.

  1. Geert BAERT (ed.), Gedenkboek. De Vlaamse Conferentie der balie van Gent, 1873-1973, Gent, 1974.
  2. Albert VERBESSEM, Le barreau de Gand, Gent, Vandeweghe, 1912, 203 p.

Zie enkele terloopse vermeldingen in Didier GOEMINNE, (On)tucht aan de Gentse balie. Een historische wandeling door het archief van de orde, Openingsrede Vlaamse Conferentie der balie van Gent, uitgesproken op 26 oktober 2018, Brussel, ELS, Gent, Larcier, 2018, 79 p.